Fré en Wim Kelle vertellen over de evacuatieperiode 1944-1945 o.a. naar St.-Jacobiparochie

Onderstaand het verhaal van Fré en Wim Kelle, die in de evacuatieperiode in St.-Jacobiparochie belandden.

====

Wim werd geboren op 5 augustus 1931 te Arnhem in het St. Elisabethgasthuis als 8ste kind van Toon en Antje Kelle-Dibbes. Fré  werd geboren 18 september 1935 in de Walstraat te Huissen als 11de  kind van Toon en Antje Kelle-Dibbes.

Familie Kelle in de Walstraat in 1939. Collectie Fam. Kelle

Wim vertelt: het was zondag  17 september 1944.

Walstraat omstreeks 1939 Collectie: Historische Kring Huessen

Ik woonde met mijn ouders en broers en zusters in de Walstraat nr. 2 naast Grad Straatman die op de hoek woonde. We hoorden vliegtuigen aankomen uit de richting Arnhem. Ik stond voor de deur te kijken mijn moeder was aan het praten met Dien van Bon-Boshoven, van Hentje Bon de kolenboer die in de Langekerkstraat woonde. Mijn moeder wilde de voordeur van ons huis in de Walstraat dicht maken om naar binnen te gaan toen er plotsklaps een scherf van een  blindganger de voordeur raakte.

 

Maandag 2 oktober 1944 bombardement op Huissen.

Fré kan zich het vreselijke bombardement nog goed herinneren. Het bombardement was precies op de verjaardag van mijn moeder Antje. Het was prachtig weer die maandag en rond 13.30 uur vielen de eerste bommen op Huissen. Het was een angstaanjagend lawaai. Met ons hele gezin zochten we dekking in het souterrain achter ons huis in de Walstraat.

Mitchell bommenwerper. Collectie Louis Bernet vliegtuigtelegrafist in october 1944

Het souterrain was onder ons huis. De gracht liep door naar de Helmichstraat d.m.v. enkele duikers. Ons huis werd ook geraakt en flink beschadigd tijdens het bombardement.

Logboek 2 october 1944 van Louis Bernet. Collectie: Louis Bernet

Bivakkeren in de polder.                                                                                                                     

We moesten het puin bij de achterdeur weghalen anders konden we er niet uit. Het huis was onbewoonbaar geworden en mijn ouders besloten, net als zoveel Huissenaren, de polder in te trekken en daar in een sloot te bivakkeren. De sloot lag in de polder bij de wei van de gebroeders Goris vlakbij het baggergat.  Mijn broers, Teun, Stef, en Thé hebben een afdak gemaakt boven de sloot. Daar hebben we ongeveer 14 dagen gebivakkeerd. Om ons warm te houden hadden we een potkachel in de sloot geplaatst dan konden we het e.e.a. warm maken. Trouwens vlees was er genoeg. Er waren vele dieren die in de polder liepen gedood en die werden door ons gebruikt om van te eten. En de heer Schoonderwalt, die ook in de Walstraat woonde, zorgde dat het vlees van de gedode dieren bij ons kwam. Pater Bernard (bijnaam Naodje) Eerden kwam ons regelmatig de communie brengen en ook de absolutie geven. We moesten dan allemaal netjes in de rij gaan staan in de polder. Mietje de Lieven-Kelderman die ook in de polder was sprak tot een van de kleine kinderen: ,,mak de moel maor los dan krieg je ôk wat van de ome,, ! Mijn zuster, Willemien, die voor de oorlog al met Grad Straatman  was getrouwd en in de Pepergas D204 woonde, is op 10 oktober 1944 in het Dominicanenklooster bevallen van een dochter, Thea.  Grad en Willemien  en hun dochter Thea zijn eerst rond 20 october in Otterlo terecht gekomen bij de Joodse arts dr. Alfred Behrendt en daarna naar het evacuatieadres in Huizen (NH) gegaan.

Verslag gemeente Huissen. Collectie: Jopie Elings

Wim vertelt dat hij gewond was geraakt aan het gezicht, arm en been door een fosforgranaat. We zaten toen nog in de polder. Mijn vader heeft mij op de nek genomen en naar het Dominicanenklooster gebracht en daar ben ik verder verzorgd. Het was toen 10 october 1944. Onze buren Bart Straatman en zijn gezin en de familie Rutjes met ik dacht 12 kinderen zaten ook in de polder.

Bij bakker Hagdorn in de Langestraat

Na ongeveer 14 dagen kregen we onderdak bij bakker Albertus Hagdorn in de Langestraat. Ik weet nog wel dat bakker Hagdorn een grote kelder had en dat daar veel weckspullen stonden. Dus dan weet je het wel. Af en toe maakten wij er gebruik van.  Ook kwam er nog een granaatinslag boven in het dak bij bakker Hagdorn.

Steenfabriek Meinerswijk te Arnhem. Collectie: internet

Van het Dominicanenklooster naar Meinerswijk-de Praets.      

Net zoals vele andere Huissenaren zijn we naar de steenfabriek van Meinerswijk getrokken met een karretje van de Huissense veiling. Daar aangekomen bivakkeerden we in een van de steenovenkamers. Er waren daar ontzettend veel vlooien en andere ongedierte. Rond 20 oktober 1944 zijn we door de Duitsers overgezet en zijn te voet en met de handkar richting Ede getrokken. We hoorden dat op 21 october 1944 Henk Lentjes en de gebroeders Straatman tijdens het overzetten overboord zijn geslagen en verdronken bij de Praets in de Rijn bij Arnhem.

’s Avonds kwamen we in Ede aan. We kregen onderdak in een schoolgebouw.  We verbleven er 2 nachten. E.e.a. was geregeld door het  evacuatiecomité.

Woudenberg-Zeist richting Renswoude, Maarssenveen-Maarssen en Vinkeveen.

Wim vertelt dat zijn broer Teun zich ’s morgens aan het verfrissen was en dat hij daarbij zijn ring en het horloge weggelegd had en dat hij die later niet meer terug heeft gevonden. Daarna zijn we met paard en wagen met daarop onze familie en nog enkele andere evacués richting Zeist gelopen. Ik weet nog wel, vertelt Fré, dat Everardus Hoedt van café Hoedt aan de Markt op 21 oktober te Renswoude dodelijk is getroffen vanuit een vliegtuig terwijl hij langs het spoor liep. Ook Frans van Eekeren die in de Walstraat woonde was gewond geraakt. Het was langs dezelfde spoorlijn waar wij ook  gelopen waren. In Zeist kregen we een sneetje brood aangeboden en de dominee sprak de woorden: ,,laten we de heer eerst danken,,! Wim vertelt dat hij nog wel weet dat de familie Kelle in Zeist aankwamen in een groot huis dat een eind van de weg afstond. Ook was er een groot bos waar wij in konden spelen met het wagentje van de Huissense veiling. Uiteindelijk kwamen we via Maarssenveen in Maarssen aan. Daar kregen we in het centrum vlakbij de kerk een huis aangeboden. Van hieruit zijn we richting Vinkeveen gelopen. Daar hebben we gebivakkeerd in een zaal van café Hogenboom. We werden daarna bij verschillende families ondergebracht. Mijn broer Teun en Hannes bleven in Vinkeveen. Thé en Stef kwamen in Uithoorn terecht. Teun zat bij de familie van Schaijk in Vinkeveen. De familie van Schaijk was familie van van Schie.  Daar leerde Teun  zijn latere vrouw Rie kennen. Begin 1945 zijn we teruggegaan naar Maarssen. Onze buren heetten van Wamel en die man werkte in een meelfabriek in Breukelen. Van dat meel bakte van Wamel brood en wij kregen daar ook wat van, genoeg om te overleven. Na een tijdje moesten wij het huis ook weer verlaten en werden ondergebracht in een groot herenhuis aan de Vecht. We waren met 11 personen, mijn ouders en mijn zussen An, Dora, Riet, Corrie en Betsie en mijn broers Hannes, Wim, Bernard en Fré. In Maarssen was weinig te eten en de ruimtes waar we zaten werden ook nog eens door anderen in beslag genomen. Mijn vader, Toon, ging te voet naar Rheden om daar zijn broer Willem op te zoeken.

Friesland-Leeuwarden-St.-Jacobiparochie.

Net toen mijn vader weg was om zijn broer en familie te bezoeken in Rheden werden wij gesommeerd om richting Friesland te vertrekken. Het zal ongeveer eind januari begin februari 1945 geweest zijn. In Houten zijn we op een goederentrein gezet door de Duitsers. Voordat we vertrokken kregen we nog een stuk z.g. kuch van de Duitsers. Toen we eenmaal in de trein zaten werden we in Amersfoort nog beschoten door de geallieerden vliegtuigen.  In Zwolle moesten we overstappen en daarna gingen we richting Leeuwarden. Eenmaal in Leeuwarden aangekomen kregen we onderdak in een schoolgebouw. We werden daar geweldig goed ontvangen. We waren met velen en dat betekende dat de luizen vrij spel hadden. Toen we ongeveer een week in de school zaten kwam ineens mijn vader tevoorschijn. Hij was via Maarssen te voet en met de trein richting Leeuwarden gereisd. Ik kwam hem  ’s morgens tegen en riep naar mijn moeder: ,, daor kum vad aon : ! Mijn moeder kon het haast niet geloven. Zelfs de instanties geloofden het niet dat het mijn vader was en er werd een onderzoek ingesteld. In die week werden wij grondig gereinigd van luizen met groene en sunlight zeep.

Oudebildtdijk St.-Jacobiparochie. Collectie: Bildts Aigene

Hierna zijn we met onze familie met paard en wagen richting St.-Jacobiparochie vertrokken zo’n 20 km. verderop. Ik weet wel dat we door de bevolking hartelijk werden ontvangen. Op de Oudebildtdijk, wat vlakbij de Waddenzee ligt,  werden  we allemaal bij verschillende families ondergebracht. Mijn ouders zaten bij een oude boer genaamd, de Blauwe Isaac, en mijn broer Bernard werd bij de knecht van de boer ondergebracht.

Rommert en Doutje Haarsma-Herrema. Collectie Fré Kelle.

Ik kreeg de familie Haarsma toegewezen. Dat was ook een boerengezin en hadden zelf geen kinderen. Mijnheer Haarsma was waarnemend dominee. We zaten allemaal nogal ver van elkaar af en ik denk dat we wel een uur moesten lopen om mijn ouders op te zoeken. Mijn zus Corrie moest wel bijna twee uur lopen. We hebben het in St.-Jacobiparochie prima naar ons zin gehad. In St.-Jacobiparochie zaten ook diverse families uit Limburg en Brabant. Zondag’s werd voor katholieke gelovigen de H. Mis opgedragen in een zaaltje. Ook hebben mijn zus Riet, Dora en ik daar nog even op school gezeten. Wim spijbelde, dus hij werd niet wijzer.  We zaten in de 2e en 3e klas. Fré vertelt dat bij hem in de klas ook een tweeling zat uit St.- Jacobiparochie. Ook gebeurde het dat er een jongen van die tweeling niet kwam opdagen en dan vroeg de meester aan de andere tweeling of hij wist waar hij was. De jongen antwoordde in het dialect: “hij is aan de schiet meester” ! Maar antwoordde de meester: “dat kun je toch zo niet uitdrukken in de klas”. Iedereen schaterde van het lachen natuurlijk. De jongen zei toen: “och het loopt er toch zomaar uit”. Ook leerden wij daar kinderen kennen en daar speelden we mee. We sprongen met een polsstok over de sloot en gingen naar de Waddenzee wat dichtbij lag. We zochten er ook eendeneieren en die aten wij natuurlijk op.

Naar Huissen poolshoogte nemen. 

Toen we hoorden dat Huissen bevrijd was in april 1945 zijn mijn broers Teun, Stef en Thé naar Huissen gegaan om poolshoogte nemen. Zij hebben het huis in de Walstraat grotendeels opgeruimd maar het was nog niet bewoonbaar. Het duurde nog tot augustus 1945 voordat we terug konden naar Huissen. Fré kreeg van de familie Haarsma een spaarpotje mee en eigenlijk hadden ze liever dat hij bij hen zou blijven want ze waren aan mij gewend geraakt.

De Damstraat met Jan Veldkamp en kinderen. Coll. Historische Kring Huessen.

 

 

 

 

 

 

 

Mijn moeder zei toen tegen de familie Haarsma: ,, ik heb er dertien meegebracht en ik wil ze ook alle dertien weer mee naar huis nemen ik kan er géén missen,, Toen we, ik dacht met een wagen van Pruijn uit Angeren, in Huissen aankwamen kregen we een huis toegewezen in de Damstraat naast Jan Veldkamp bijnaam Jan de Koekerd.

1965 Toon Kelle in de versierde Walstraat. Collectie fam. Kelle

Dat was in het verlengde vanaf café de Arnhemse Poort van Willem Siepman tegen de dijk aan. Tegenover ons woonde Truike Wisseling. Bovenaan de Damstraat woonde  de familie Meeuwsen. Aan de Damstraat, de kant van Piet Joosten, woonde de fam. Klabbers ( bijnaam het striekiezer). Dat huis is in 1944, vóór de evacuatie, opgeblazen door de Duitsers. Wij hadden onderdak en daarmee had je het wel gezegd. De familie Kelle-Dibbes in een krot dat moet je je eens voorstellen hoe dat was. We moesten afwisselen hoe we gingen slapen zo weinig ruimte was er. Enkele van mijn broers hadden onderdak ook in een krot dat iets verderop tegen de dijk aan stond in de Damstraat en geen ramen en deuren had. Ze konden er slapen ! Ook moesten wij  weer naar school bij hoofdonderwijzer mr. Jan Greefhorst. De school werd gehouden in de Cremerstichting en in de barakken aan de Weverstraat. Later werden die barakken gebruikt als gemeentewerf. Mijn vader ging weer naar de steenoven in Malburgen en mijn moeder thuis met 14 kinderen want Willemien was al getrouwd met Grad Straatman.  Na ongeveer een jaar zijn we weer naar ons oude huis aan de Walstraat 2 teruggegaan naast Bart Straatman. Daar hebben we altijd prettig gewoond want alles speelde zich bijna op straat af. Het was met b.v. de Huissense Umdracht (processie) de mooist versierde straat. Het was er altijd gezellig.

Daarna ging ons gewone leventje weer door.

Bezoek aan St. Jacobiparochie door Fré.

Ik heb in de afgelopen jaren nog wel eens St. Jacobiparochie en de Oude Bildtdijk bezocht. Uiteraard is het daar ook allemaal veranderd maar heb toch nog wel contact gehad met de mensen uit de evacuatieperiode.

Een periode om nooit te vergeten.

Gedicht over de oorlog door Wim Kelle

Uit het oosten van het land komen wij vandaan

En een heel lange tijd geleden zijn wij van huis gegaan.

En het beroemde ijzeren paard

dat trok met meer en minder vaart,

ons weg van huis en haard.

In een grote beestenwagen,

daar in wat smerig stro werden we ingeladen.

Na een tijdje rijden werd de angst te groot.

Bij alle ellende kwam ook nog ´watersnood´.

Nooit was de zaak zo goed te pas,

omdat er in de tweede klas geen één wc´tje was.

Hard zullen we zingen wanneer de oorlog is gedaan,

dat we met z’n allen weer naar huis toe kunnen gaan.

 

Colofon

Fré en Wim Kelle.

Samenstelling: H.Hoen-Huissen (sectie B & G Hist. Kring Huessen)

Met dank aan de Historische Kring Huessen & Stichting Bildts Aigene